"In gesprek met de data op tafel"

Zorggroep Huisartsen Oostelijk Zuid-Limburg (HOZL) en zorgverzekeraar CZ startten in 2016 het pilotproject ‘PlusPraktijken’, een samenwerking van huisartsen die de huisartsenpraktijk van de toekomst willen neerzetten. Samen streven zij naar verbetering van de zorg en minder doorverwijzingen. De Praktijkspiegel van Vektis toont met data aan hoe de praktijken het nu doen en levert zo een belangrijke bijdrage aan het project.

Blijf op de hoogte

Altijd op de hoogte blijven van al onze nieuwtjes? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief.

“Eind 2015 gingen HOZL en CZ met elkaar in gesprek”, vertelt Martin Wijnen, zorginkoper Regie in de Regio bij CZ. “We waren op zoek naar verbetering van de kwaliteitscyclus. De zorg moet toekomstbestendig zijn en betaalbaar blijven. Daarvoor is het onder meer nodig de zelfredzaamheid van mensen omhoog te brengen. Ten opzichte van de rest van het land is deze in onze regio laag. Een zorgverzekeraar wil meer partner zijn in de zorg en niet alleen achteraf de prestaties van individuele huisartsenpraktijken beoordelen. Als grootste verzekeraar in de regio namen wij het voortouw om dit regionaal aan te pakken, met een totaalpakket aan interventies om de kwaliteit over de hele regio te verbeteren. In het begin waren we zoekende, maar met de komst van Arnout van Stokkom, als projectmanager vanuit HOZL, kwam er lijn in het project.”

Je werkwijze blootleggen

Het idee van de PlusPraktijken kwam van HOZL. Het doel was om, naast de individuele prestaties, te kijken hoe huisartsen elkaar konden versterken. CZ en HOZL startten een pilot van 5 jaar met 14 huisartsenpraktijken.

Een belangrijk onderdeel was doorlopend onderzoek van de Universiteit Maastricht naar de resultaten. Een 1e verbeteringsslag maakte het project door een portaal te ontwikkelen dat iedere deelnemende praktijk op zijn website kreeg. De diensten op dit portaal dragen bij aan zelfregie door zoveel mogelijk patiënten online te bedienen. Dit laat ze bewuster nadenken of ze een afspraak voor het spreekuur moeten maken of geholpen zijn met bijvoorbeeld adviezen van ‘Thuisarts’. Zo hoeft de praktijkassistent minder patiënten telefonisch te woord te staan.

Verwijzingen vergelijken met de Praktijkspiegel

Om te zien hoe doelmatig praktijken zorg leveren, wilde de projectorganisatie niet uitgaan van onderbuikgevoelens, maar van objectieve data. Daarbij kwam de Praktijkspiegel van Vektis om de hoek kijken. Daarmee kan praktijkinformatie over het aantal doorverwijzingen in beeld gebracht en vergeleken worden. In hoeverre heeft de huisarts de rol van poortwachter en verwijst hij door naar medisch specialisten in ziekenhuis en ggz? Op basis van gegevens uit de declaratiedata van alle zorgverzekeraars kan Vektis met dit instrument de verschillen en overeenkomsten laten zien.

Martin, die al nauwe contacten met Vektis had, legde het contact tussen Arnout en Paul Sterkenburg, productowner van de Praktijkspiegel van Vektis.

“Mijn rol als projectmanager was om de praktijken te ondersteunen en resultaten te behalen”, vertelt Arnout. “Het instrument was al beschikbaar, maar de huisartsen in onze regio maakten daar weinig gebruik van. Het was te ingewikkeld en tijdrovend om de vertaalslag te maken naar de eigen praktijk. Paul gaf ons goede ondersteunende informatie bij de data en met zijn geïnteresseerde houding beantwoordde hij aan de wensen van HOZL. Dat resulteerde in de doorontwikkeling van het instrument tot een betere, makkelijker te interpreteren variant. Dat was van grote meerwaarde. Met een regionale spiegel naast de landelijke spiegel kunnen we de PlusPraktijken zowel met regionale als landelijke uitkomsten vergelijken. En met een nulmeting van iedere individuele praktijk kunnen wij de afwijkingen ten opzichte van andere PlusPraktijken laten zien. Door die overzichten transparant voor te leggen, maak je het voor de artsen concreet en door er goede vragen over te stellen, kun je gericht een gesprek voeren.

Tekst gaat verder onder de video.

Uitwisseling van data is spannend

We haalden best practices van elders op en organiseerden netwerkbijeenkomsten om data, processen en werkwijzen uit te wisselen. De praktijken moesten zich transparant opstellen. Dat was wennen, maar het heeft wel een vliegwieleffect. Wij mensen zijn toch competitief.”

“Ze snapten dat het nodig was om structureel zaken te verbeteren en zagen het als een kans”, vult Martin aan. “Maar het blijft spannend om al die informatie bloot te leggen. En als het niet in lijn is met wat anderen doen, dan wringt dat soms wel.”

“We weten hoe spannend het kan zijn voor huisartsen om hun gegevens uit te wisselen. Cijfers doen wat met een mens.”
- Paul Sterkenburg, Vektis

Arnout: “Bij de presentatie van de spiegelinformatie was er meteen reuring in de zaal, iedereen had er een mening over. Als je op een bepaald specialisme veel of juist weinig doorverwijst, kunnen daar allerlei redenen voor zijn. Mogelijk heb je een andere populatie in jouw wijk. Het kan ook zijn dat je niet de juiste vragen stelt in de spreekkamer. Of dat je de samenwerkingsmogelijkheden met zorgverleners in de wijk niet optimaal benut. Zo zagen we dat er grote verschillen waren in de doorverwijzing naar orthopedie. En op het gebied van oogheelkunde viel op dat veel patiënten rechtstreeks van de opticien een verwijsbrief voor het ziekenhuis bij de huisarts komen ophalen. We organiseerden speeddates tussen de huisartsen om die verschillen met elkaar te bespreken, verklaringen te zoeken en tips uit te wisselen. In ons periodiek overleg met de stuurgroep en met de universiteit bespraken we de voortgang, uitdagingen en resultaten. Dat was een stok achter de deur.”

Uitwisseling leidt tot minder doorverwijzing

Die uitwisseling leidde tot betere samenwerking, aanpassingen en verbeteringen, zo blijkt uit de tussentijdse rapportage van het bovengenoemde onderzoek van de Universiteit Maastricht. De deelnemende praktijken verwijzen 7% minder door dan aan het begin van het traject. Arnout: “Bij een huidprobleem kun je de patiënt ook een foto laten sturen in plaats van doorverwijzen naar dermatologie. En in een van de huisartsenpraktijken draaide een internist een wekelijks spreekuur. Dat heeft niet alleen als voordeel dat de patiënt dichter bij huis hulp krijgt, de huisarts leert daar zelf ook van. Anderen zijn dat ook gaan doen.”

Groter geheel

De eerste 5 jaar van de pilot lopen af. HOZL en CZ verkennen gezamenlijk hoe het concept uit te breiden in de hele regio. “Structurele veranderingen kosten tijd”, realiseert Arnout zich. “De praktijken onderling zijn heel blij met de samenwerking. En 60 van de 70 huisartsenpraktijken hebben al interesse getoond in het online portaal. Het is heel krachtig dat CZ zelf laat zien dat zo’n regiobrede aanpak belangrijk is. Dat geeft een betere betrokkenheid.” Ook Martin is tevreden: “Onze samenwerking met HOZL en Vektis was constructief. De Praktijkspiegel stelt ons in staat om alle informatie in een groter geheel te zien. Zo kunnen we niet alleen de samenwerking tussen huisartsen maar ook die met ziekenhuizen en verpleeghuizen en andere partijen versterken.”

Een vruchtbare samenwerking tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder

Paul Sterkenburg, product owner Spiegelinformatie: “Een vruchtbare samenwerking tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieders onderling vind ik het mooiste wat er is. Ik vond het heel mooi dat CZ en HOZL daarvoor onder andere de Praktijkspiegel wilden inzetten om zo een gezamenlijk beeld te creëren en het gesprek erover aan te gaan. Want dan leidt informatie pas echt tot kennis.

Betrouwbaarheid en interpretatie

Vanaf de zijlijn was ik betrokken om te helpen bij het traject en vragen te beantwoorden. We hadden al ervaring met de Praktijkspiegel vanuit andere regio’s en weten dus hoe spannend het kan zijn voor de huisartsen om voor de 1e keer hun gegevens uit te wisselen. Cijfers doen wat met een mens. Deelnemers hadden vooral vragen over de betrouwbaarheid en interpretatie ervan. Logisch, want we geven informatie over een groep huisartsenpraktijken, maar doen er geen specifieke handleiding bij. Dat kan ook niet omdat wij de context en het beleid binnen een zorgregio, die zo van belang zijn voor de interpretatie, niet kennen. Ik durf m’n hand in het vuur te steken voor de juistheid van onze informatie, maar wij kunnen alleen objectief vertellen wat je wel of niet kunt afleiden uit de gegevens. Ik heb veel gesprekken met huisartsen gehad. Hun reacties, hun verwondering en de bevestiging dat ze goed bezig zijn, dat is mooi om te horen. Maar ook hun kritische vragen zetten iets in beweging.

“De goede ondersteunende informatie en geïnteresseerde houding van Paul resulteerde in de doorontwikkeling van de Praktijkspiegel tot een betere variant. “- Arnout van Stokkom, HOZL

Laagdrempelig beschikbaar

De politiek zegt: ‘Regio, pak je rol in het gezamenlijk verbeteren en betaalbaar houden van de zorg’. Iedere zorgregio is daar op zijn eigen manier mee bezig. Je ziet dat organisaties op verschillende niveaus samenwerken, maar dat het op andere plekken nog niet gebeurt of moeilijk van de grond komt. Op dit moment zijn we bezig om voor alle eerstelijnssamenwerkingsverbanden in de regio’s spiegelinformatie beschikbaar te stellen. We doen dit samen met de zorgverzekeraars en zorggroepen die al de nodige ervaring hebben. Daarmee hopen we ook andere eerstelijnsorganisaties op ideeën te brengen. Als we organisaties willen helpen om datagedreven te werken, bijvoorbeeld met behulp van spiegelinformatie, moeten ze erop een laagdrempelige manier bij kunnen. Daarom gaan we de spiegelinformatie, die nu nog door handwerk tot stand komt, automatiseren en online beschikbaar maken.

Vertrouwen en geloof

Waar ik van droom is dat we straks allemaal het gesprek met elkaar aan kunnen gaan op basis van eenduidige informatie. Geen versplintering, maar de samenhang laten zien en verbinden. Nu richten we ons nieuwe product spiegelinformatie vooral op de eerstelijnszorg. Een volgende stap straks is ook de tweedelijnszorg, zoals de ggz en medisch-specialistische zorg. Het heeft tijd nodig om daar te komen, niet alleen qua techniek. Informatie kan voor mensen confronterend zijn en soms ook blokkerend. Er moet vertrouwen zijn en het geloof dat je een gezamenlijk doel kunt bereiken.
Ik ben enthousiast en hoopvol omdat ik gezien heb dat het echt werkt. Mensen hebben een gezamenlijke drive gekregen. Het is hartstikke gaaf om daar mijn bijdrage aan te mogen leveren en ook nog op de gebieden waar ik van hou: cijfers, logica, rationaliteit en verbinding. En om daarmee uiteindelijk ook de patiënt te helpen. Hoe eervol is dat.”