Factsheet Ambulantisering in de ggz

Totale beddencapaciteit met bijna een kwart afgebouwd sinds 2013

Deel dit bericht via

In de afgelopen jaren zijn er in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) een aantal beleidsmatige veranderingen geweest. In 2012 hebben overheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders een bestuurlijk akkoord gesloten over de ambulantisering van de ggz. Daarin hebben zij de ambitie gedeeld om de totale beddencapaciteit tot 2020 met 1/3 deel af te bouwen. Het toenmalige bestuurlijk akkoord is inmiddels van tafel. Het aantal verblijfsdagen in de gespecialiseerde ggz is in de periode 2013-2017 gedaald met 24%. Er is ingezet om bij ggz-problematiek een opname te voorkomen en patiënten zoveel mogelijk ambulant te behandelen. Ook zijn de praktijkondersteuner ggz (POH-GGZ) en generalistische basis ggz (GB-GGZ) ingevoerd om de zorg dichter bij huis te brengen.

Deze factsheet gaat over het zorggebruik van ggz onder verzekerden van 18 jaar en ouder in Nederland. We  kijken hierbij naar hoe de ggz in de tijd is veranderd tussen 2013 en 2017. Ook kijken we naar regionale verschillen.

1,1 miljoen volwassenen behandeld in de ggz

In 2017 hebben 1,1 miljoen (8,1%) Nederlanders van 18 jaar en ouder gebruik gemaakt van een behandeling in de ggz. Dat is iets meer dan in 2016 (1 miljoen). Het overgrote deel krijgt ambulante zorg bij de praktijkondersteuner huisarts (POH-GGZ), via de generalistische basis ggz (GB-GGZ) of de gespecialiseerde ggz (S-GGZ zonder verblijf).

52 duizend personen hebben in 2017 een behandeling gehad met 1 of meer verblijfsdagen in een ggz-instelling. Dit betreft een verblijf in de gespecialiseerde ggz (S-GGZ met verblijf),  de langdurige ggz (L-GGZ)* of in een instelling via de Wet langdurige zorg (Wlz) met zorgvraagzwaartepakket ZZP-B.

* L-GGZ wordt gefinancierd via de Zorgverzekeringswet via een zorgzwaartepakket (ZZP-B). Bij opname wordt het 1e jaar gefinancierd vanuit de S-GGZ, het 2e en 3e jaar via de L-GGZ en vanaf het 4e jaar verblijf stromen mensen door naar de Wlz.

 

1,1 miljoen volwassenen behandeld in de ggz

Percentage personen met ggz het hoogst in Heerlen en Groningen

Het percentage 18-plussers dat gebruik maakt van de ggz varieert fors per gemeente. In de gemeente Heerlen wordt relatief het meest gebruik gemaakt van geestelijke gezondheidszorg: 11,6% van de bevolking, dat zijn ruim 8 duizend patiënten. Ook in Groningen is dat 11,6% (19 duizend patiënten). In de gemeente Zundert wordt relatief het minst gebruik gemaakt van ggz-zorg: 2,5%, dat zijn 439 patiënten.

Klik met je muis in de kaart en bekijk het percentage personen met geestelijke gezondheidszorg per gemeente.

Meer mensen naar de POH-GGZ

Door beleidswijzigingen in de ggz zien we een aantal verschuivingen in het gebruik van zorg. De eerstelijns psychologie is per 2013 afgeschaft en de generalistische basis ggz (GB-GGZ) ingevoerd. Mede daardoor zien we een daling in het aantal personen behandeld in de gespecialiseerde ggz zonder verblijf van 632 duizend in 2013 naar 502 duizend in 2017.

Ook in het aantal behandelingen met verblijf is een afname te zien, van 52 duizend naar 44 duizend. Het aantal personen dat zorg kreeg via een zorgzwaartepakket ZZP-B (L-GGZ en Wlz) is eveneens gedaald (van 9 duizend naar 8 duizend personen).

Daar tegenover staat dat steeds meer mensen aankloppen bij de POH-GGZ voor hulp: van 175 duizend in 2013 naar 535 duizend in 2017.

De figuur hiernaast toont het aantal 18-plussers dat gebruik maakt van de ggz, per echelon, sinds 2013.

Opnamepercentage gespecialiseerde ggz neemt af

Zoals je in de figuur hierboven kunt zien daalt het aantal opnames in een ggz-instelling. Van 2014 naar 2015 is er juist een stijging geweest. Dit patroon wordt verklaard doordat de generalistische basis ggz is geïntroduceerd, waardoor het aantal patiënten in de ambulante gespecialiseerde ggz is afgenomen. En waardoor een relatief groter deel wordt behandeld met verblijf. Vanaf 2015 krijgt het effect van ambulantisering de overhand: dan daalt het percentage patiënten in de gespecialiseerde ggz met verblijf.

De figuur toont het opnamepercentage in de gespecialiseerde ggz met verblijf ten opzichte van het aantal mensen dat gebruik heeft gemaakt van de gespecialiseerde ggz als geheel.

Ook gemiddeld aantal verblijfsdagen per patiënt blijft dalen

We zien dus dat het opnamepercentage daalt. Beïnvloedt dit ook de gemiddelde opnameduur van patiënten met verblijf? Het antwoord op die vraag is: ja. Het gemiddeld aantal verblijfsdagen per patiënt neemt af van 66 in 2013 naar 59 in 2017. Het totaal aantal verblijfsdagen neemt in dezelfde periode af van 3,4 miljoen naar 2,6 miljoen. Dat betekent dat er dus minder bedden nodig zijn.

 

Toename aantal opnames voor angst en verslaving

Alhoewel het opnamepercentage over het geheel lager is, neemt het aantal opnames in de intensieve zorg voor angst en verslaving wel toe (angst +221 patiënten, verslaving +1.242). Voor de overige diagnoses geldt dat het aantal patiënten in de zwaarste categorie juist is afgenomen.

De figuur toont het aantal personen dat in de gespecialiseerde ggz opgenomen is geweest, in 3 verschillende klasses van verblijfzwaarte. Een bed met klasse A staat voor lichtere zorg, H is de meeste intensieve variant.

Geen verschuivingen in de verdelingen tussen diagnoses

Over het geheel maken minder mensen gebruik van zorg in de gespecialiseerde ggz. In deze figuur laten we de verhouding zien tussen de verschillende diagnoses binnen dit echelon. De verdeling blijkt weinig veranderd.

In de periode 2013 t/m 2017 zien we bij alle diagnoses in de gespecialiseerde ggz een daling in het aantal patiënten, vooral door de invoering van de basis ggz in 2014. Procentueel is de afname in het aantal patiënten het grootst bij eetstoornis (-22,2%) en somatoforme stoornissen (-21,4%). De afname is het kleinst bij angst (-7,2%).

Daling in verblijfsdagen: minder én kortere opnames

Voor de meeste aandoeningen waar je behandeld voor kunt worden in de gespecialiseerde ggz daalt zowel het opnamepercentage als het aantal opnamedagen. Bij angst (+0,4%) en verslaving (+0,6%) neemt het opnamepercentage juist iets toe.

Bij veel diagnosegroepen neemt de verblijfsduur af, dit is het grootst bij somatoforme stoornissen (-13 dagen) en angststoornissen (-12 dagen).

In de figuur tonen we voor een aantal aandoeningen het opnamepercentage en de opnameduur in 2013 en 2017. De omvang van de bollen is representatief voor het aantal verblijfsdagen per diagnose.

Daling in verblijfsdagen: minder én kortere opnames