Inzicht in vervolgzorg na opname door beroerte

Deel dit bericht via

Op verzoek van de CVA keten Alkmaar en omstreken dook Vektis in de ketenzorg die patiënten na een beroerte (Cerebro Vasculair Accident (CVA)) ontvangen. De keten was op zoek naar dit inzicht om te komen tot een regiobeeld voor de omgeving Den Helder/Alkmaar voor dit ziektebeeld. “Vektis heeft alle declaratiedata volgens een vast format in huis, zij zijn de enige in Nederland die ons dit inzicht in de hele keten kunnen verschaffen.”

Plukjes data

ZONH ondersteunt zorgverleners bij het goed organiseren van zorg. In dit specifieke geval coördineren zij de keten CVA in de regio Alkmaar en omstreken. Voor het ontwikkelen van een regiobeeld ontvingen zij subsidie van ZonMw. Aan het woord is Simone Bremer, adviseur bij ZONH: “Hoe functioneert de zorgketen voor patiënten die een beroerte hebben gehad? Op die vraag zochten we het antwoord. We vroegen de ketenpartners om de eigen cijfers bij ons aan te leveren in de hoop dat dit ons enig inzicht zou geven. Maar iedereen registreert op eigen wijze en in de praktijk bleek het niet mogelijk om al die ‘plukjes’ data te koppelen. Vektis heeft alle declaratiedata volgens een vast format in huis en kan ons daardoor inzicht geven in de hele keten.”

Gertie Reinders is manager zorg en bedrijfsvoering bij Noordwest Ziekenhuisgroep, met onder andere het aandachtsgebied neurologie-neurochirurgie: “Wij voelen ons verantwoordelijk voor de hele keten, en zorg na een beroerte is bij uitstek ketenzorg. Daar bedoelen we mee dat er na een ziekenhuisopname voor deze patiënten nog veel vervolgzorg nodig is. Het is dus belangrijk om goed inzicht te hebben in die hele keten en zorg op elkaar af te stemmen. Doen we dit niet goed, dan zijn wij de eerste die daar last van krijgen, want dan stagneert de doorstroom. In onze ziekenhuizen liggen dan de zogenaamde ‘verkeerde bed’ patiënten.

Daarnaast willen wij graag weten hoe het deze patiënten vergaat. Na de opname in het ziekenhuis en de overplaatsing naar bijvoorbeeld revalidatiezorg raken deze mensen nu uit beeld. Aangezien er geen georganiseerde terugkoppeling is, missen we nu die informatie. Hoeveel mensen zijn er na 1 of 5 jaar nog in leven, hoe is hun kwaliteit van leven? Moesten ze langdurig revalideren, wonen ze nu thuis of in een instelling? Om de ketenzorg te optimaliseren is ook deze informatie van toegevoegde waarde.”

Veel vervolgketens

 “Vektis bracht voor ons de patiëntstromen in kaart. De uitkomsten van dit onderzoek geven inzicht in de zorg die iemand ontvangt ná opname in een topklinisch ziekenhuis vanwege een beroerte. Voorbeelden van vervolgzorg zijn wijkverpleging, medische revalidatiezorg, eerstelijnsverblijf of opname in een Wlz-instelling. Door de patiëntstromen van alleen Noordwest Ziekenhuisgroep te vergelijken met die van alle topklinische ziekenhuizen hebben we nu een goed beeld van hoe we het doen. De uitkomsten laten geen heel rare dingen zien, gelukkig. Wel viel op dat er veel minder patiënten doorstroomden naar medische revalidatiezorg dan verwacht. In de praktijk blijkt dat bij Noordwest maar 8% te zijn.” licht Simone toe.

Tekst gaat verder onder de afbeelding.

“Wat ons opviel is dat er zoveel vervolgketens zijn,” vult Gertie aan. ”Wij zien alleen de eerste stap: wat gebeurt er na de ziekenhuisopname. Vaak is dat revalidatiezorg. Nu zien we wat er na revalidatie nog allemaal komt kijken, zoals wijkverpleging of opname in een instelling. Ook is duidelijk geworden dat de duur van revalidatiezorg erg verschillend is.”

Simone Bremer: “Uit de analyse blijkt ook dat een deel van de mensen geen zorg ontvangt. Dat wil zeggen: zij ontvangen waarschijnlijk wel zorg, maar dan in de eerstelijn, dus bijvoorbeeld van een fysiotherapeut of huisarts. Deze groep die ‘geen zorg’ krijgt, willen we graag nog verder onderzoeken. “

Het in kaart brengen van de patiëntstromen ziet Noordwest als een nulmeeting. “We bekijken deze cijfers nu eerst met alle betrokkenen in de keten, wat zien we precies. Daarna kunnen we pas aan de slag met het optimaliseren van de ketenzorg. Om vervolgens dan ook weer te meten of die verbeteringen het gewenste effect hebben” besluit Gertie.